Selecteer een pagina

Een bonenteller is de term die wordt gebruikt om een persoon te beschrijven die nauwkeurigheid tot het punt van pedanterie heeft gedreven in alles wat hij doet.

Tegenwoordig wordt meestal aangenomen dat de oorsprong van dit woord te vinden is in het leven van Karl Baedecker, de bekende uitgever en boekhandelaar die wordt beschouwd als de “vader” van de Baedeker reisgidsen die vandaag de dag nog steeds populair zijn.

 

Want door zijn nuchtere nauwkeurigheid, gedreven tot op het punt van pedanterie, revolutioneerde hij de manier waarop reisliteratuur in die tijd werd geschreven.

Hij was de eerste die niet langer afging op buitenlandse verslagen en overleveringen, maar in plaats daarvan zelf de omstandigheden ter plaatse onderzocht tijdens uitgebreide reizen, waarbij hij de “eigenaardigheden” van zijn bestemmingen beschreef en nauwgezet de prijzen en aanbiedingen bijhield, van herbergen tot reisstops tot de populairste hotels.

Tijdens zijn studie beklom hij ook de Dom van Milaan, waarbij een kennis opmerkte hoe hij om de twintig stappen een droge erwt uit zijn vestzak in zijn broekzak stopte. Zo kon hij, door een eenvoudige vermenigvuldiging, het exacte aantal stappen achterhalen.

“Erwtenteller’ als hij was, deed hij natuurlijk de tellercontrole op de weg naar beneden, en zo gingen alle erwten uit zijn broekzak terug in zijn vest.

 

Hoe leuk dit verhaal ook is, de term bonenteller wordt al veel langer gebruikt. Want al in 1668 kan men het lezen in Grimmelshausens roman “Simplicissimus”, in zijn oorspronkelijke betekenis als synoniem voor een gierig en gierig mens.

En werkelijk, de oorsprong van dit woord is te vinden op een heel andere plaats, in het jaar 1480 in de stad München.

 

In die tijd was de bouw van de Frauenkirche in München in volle gang, maar de kosten overtroffen ruimschoots de verwachte uitgaven en dus moest de kerk op zoek naar andere bronnen van inkomsten.

Daarom verordonneerde paus Sixtus IV dat iedereen die naar München pelgrimeerde van zijn zonden zou worden vrijgesproken, mits hij bereid was aflaten te vragen en ten minste een weekloon te schenken.

 

Deze aflaathandel kende weldra zo’n succes dat de magistraat het aantal schenkers uit het oog verloor.

Zo kwamen zij op het idee een man in te huren om een erwt in een emmer te gooien voor elke pelgrim die door de Isarpoort kwam (de enige manier om bij de Frauenkirche te komen).

Een taak die hem de mooie naam “erwtenteller” opleverde.