Selecteer een pagina

De cello heeft zo’n mooie, menselijke stem en zo’n breed scala aan klankkleuren dat het soms lijkt alsof de muziek rechtstreeks tot ons spreekt via zijn lichaam.

Helaas zijn er maar weinig echt grote werken voor dit instrument. De reden hiervoor ligt in zijn geschiedenis en in het feit dat hij altijd overschaduwd is geweest door de viool.

In de klassiek-romantische literatuur bijvoorbeeld zijn er slechts enkele werken die vandaag nog worden gespeeld, zoals de concerti van J. Haydn of het celloconcert van Robert Schumann.

 

En natuurlijk, het beroemdste van allemaal, het Celloconcert in B klein van A. Dvořák.

Het werd geschreven in de winter van 1894 / 95, toen Dvořák leraar was aan het “Nationaal Muziekconservatorium” in New York. Hij werd geïnspireerd door de première van het Tweede Celloconcert van Victor Herbert, die hij enthousiast bijwoonde.

Hij was gewend snel te werken en zette begin november 1894 de eerste schetsen op papier, en slechts drie maanden later kon hij de voltooide partituur graveren.

Johannes Brahms, die een exemplaar van het concerto ontving, zou na het lezen ervan hebben uitgeroepen: “Waarom wist ik niet dat men een celloconcert als dit kon schrijven? Als ik dat geweten had, had ik er al lang een geschreven!”

 

Het concerto is geschreven in drie delen in de volgorde Allegro – Adagio – Allegro moderato.

Het eerste deel begint met het beroemde thema dat in het orkest wordt uitgevoerd en in een stil moment speelt de hoorn zijn stille secundaire thema. De cello doet verrassend laat zijn intrede en ontwikkelt zijn eigen melodische lijnen vanuit het hoofdthema, waarbij hij in een vruchtbare dialoog met het orkest in elkaar grijpt.

 

In het voorjaar van 1895 stierf Dvořáks schoonzuster Josefine, op wie hij eens smoorverliefd was. Toen zij hem haar hand weigerde, trouwde hij met haar jongere zuster, maar zijn hartstocht scheen nooit te zijn verminderd. Het lied “Leave Me Alone” was ook aan haar opgedragen, en vormt de basis van het tweede deel, dat door en door droevig is.

Het laatste deel roept de volksdansen en liederen op van Bohemen, Dvořáks geboorteland. Tenslotte zingt de cello nog eenmaal zijn “Laat me alleen”, waarna het concerto eindigt in een melancholiek gebaar.

 

Hier is een opname met de wereldberoemde Mischa Maisky en het Warsaw Philharmonic Orchestra onder Jacek Kaspszyk.