Maurice Ravel componeerde zijn Bolero in 1928 voor de danseres Ida Rubinstein.
Gedurende zijn hele leven zou hij een zeer verdeelde relatie hebben met dit werk, dat al snel zeer succesvol werd en meestal onmiddellijk met zijn naam wordt geassocieerd.
Als men het compositorisch-technische aspect van het 15 minuten durende stuk bekijkt, valt al gauw op dat de structuur verbluffend eenvoudig is. Over een ostinato ritme in ¾ maat, gespeeld door de snare drum gedurende het hele stuk, bloeien afwisselend twee 16 maten melodieën. De opwindende climax van de Bolero komt van een niet aflatend crescendo, het groeiende aantal instrumenten, en indrukzoekende harmonische omkeringen. Ravel zelf wist, natuurlijk, dat grote kunst er anders uitziet.
En zo verklaarde de componist dat Bolero een “zuiver orkeststuk zonder muziek was, niets dan een lang, progressief crescendo”. En elders: “Ik heb maar één meesterwerk gemaakt, dat is de Bolero; helaas bevat het geen muziek.” Ravel zinspeelde daarmee op de veel geringere publieke respons op zijn aanzienlijk complexere andere werken.
Deze Bolero, met zijn door en door beklijvende melodie en herkenbare ritme, werd zeer vaak “hergebruikt” voor andere projecten.
Er zij op gewezen dat een bolero een dans is, net als een wals, een pasodoble, een tango of een menuet. Sommigen denken dat de naam door Ravel is verzonnen. Nog een teken van hoe ingrijpend deze compositie was voor de herinnering van de mensheid.
Na de voorstelling van Ida Rubinstein, gechoreografeerd door Bronislava Nijinska, die het Parijse publiek zowel fascineerde als schokte met de wulpse bewegingen van de danseres, creëerde Maurice Béjart in 1961 ook een beroemde balletversie.
In 1939 namen Benny Goodman en zijn orkest een swingende versie van het stuk op. Ook deze versie werd een succes.
Vervolgens gebruikte de Italiaanse componist Ennio Morricone in 1968 het ritme van Ravels Bolero voor het themalied van de spaghettiwestern “Il Mercenario” (“De gevreesde twee”).
En in 1976 parodieerde Bruno Bozzetto Walt Disney’s “Fantasia” in zijn film “Allegro non troppo”; de Bolero is de achtergrondmuziek voor de derde aflevering, waarin een bizarre evolutie wordt beschreven.
De Amerikaanse speelfilm uit 1979 “Ten – the Dream Woman” met Bo Derek zou ook bekend moeten zijn bij het niet zo klassiek ambitieuze publiek. Ravels Bolero speelt daar een belangrijke rol in zeer erotische zin.
Tenslotte danste het paar Jayne Torvill en Christopher Dean op de Olympische Spelen van 1984 in Sarajevo naar een gouden medaille op het kunstijs op de klanken van Ravels Bolero.
Ten laatste vanaf dat moment was er niemand meer die dit aanstekelijke deuntje niet zo nu en dan met zich meedroeg.
(A. W.)